DUTCH LESSON

LES EEN


1. Algemene Uitdrukkingen (Common Expression)
  • Het is belangrijk (It's important)
  • Dat geeft niet (It's Ok)
  • Wacht even, alstublieft (Wait a minute)
  • Dank U zeer (Thank you so much)
  • Ik heb haast (I'm in hurry)
  • Wat is dat? (What's that?)
  • Hoe laat is het? (What time is it?)
  • Begrijpt U? (Do you understand?)
Subyek
Obyek
Diri sendiri
Kepunyaan
Ik (Me)
mij, Me
Mij, me
Mijn, m’n
Het / de mijne
Jij / je, U
(You)
jou / je, U
Je
Jouw, uw
Het / de jouwe
Hij (Him)
Hem, ‘m
Zich
Zjin, z’n
Het / de zijne
Zij, ze (Her)
Haar, d’r
Zich
Haar, d’r
Het / de hare
Het (That)
Het
-
Zijn
-
Wij, we (We)
Jullie, je
Je
Jullie
Het / de uwe
Zij, ze (They)
Hen
Zich
Hun
Het / de hunne
                 
2. Bijvoorbeeld (Example):

A. Subyek
  1. Ik blijf thuis (I stay at home)
  2. Hij gaat naar huis (he goes home)
  3. Ze gaan te voet naar de kerk (They went to church)
  4. Wij bespreken een plan (We discussed a plan)
  5. Het sneeuwt (It's snowing)
  6. Het is warm (It's hot)

B. Obyek
  1. Geef mij een boek (Give me a book)
  2. Ik geef haar nieuwe japonnen (I give her a new dresses)
  3. Zij is tevreden over hem
  4. Yosron ziet hun (Yosron see them)
  5. Geef uw woordenboek aan mij (Give me your dictionary)


3. Excercise:
VERTAAL! (Translate!)
  1. Hij groet hem
  2. Jullie spelen op straat
  3. Het is dringend
  4. Ik houd vaan haar
  5. Laten we ons volkslied zingen
  6. Dit is mijn gezin
  7. Heeft hij zich pijn gedaan?
  8. Ik ben misselijk
  9. Hier is het bewijs
  10. Dit is van mij



Source: Simanjutak, Herpinus "Percakapan & Tata Bahasa BELANDA"

diandrasav

Phasellus facilisis convallis metus, ut imperdiet augue auctor nec. Duis at velit id augue lobortis porta. Sed varius, enim accumsan aliquam tincidunt, tortor urna vulputate quam, eget finibus urna est in augue.

Tidak ada komentar:

Posting Komentar